Dit is de vierde brief van de eerste cyclus van Brieven aan een (niet-)moeder. In deze serie zoek ik hardop mijn (niet-)kinderwens uit, door brieven te schrijven met mensen die zich ooit tot het moederschap hebben moeten verhouden, en voor wie de keuze al gemaakt is. Dit is de laatste brief die ik uitwissel met Xan (de vorige lees je hier).
Eigenlijk zou deze brief een betaalde editie zijn. In overleg met Xan, heb ik besloten de betaalmuur voor deze brief steen voor steen af te bouwen. De namen die we moeten blijven noemen, die we in ere moeten houden, die we moeten blijven uitspreken tot onze stem schor is, die namen horen niet achter een betaalmuur. Dus voor deze brief geen beperkingen, maar wel een aantal trigger warnings. Er wordt in deze brief gesproken over seksueel geweld, oorlog en de dood. Als deze thema’s op dit moment voor jou gevoelig liggen, is het wellicht beter om volgende week terug te komen bij een nieuwe brief. Die afweging kun alleen jij maken. Je bent in ieder geval ontzettend welkom, welke keuze je ook maakt.
Lieve Alycia,
Dankjewel voor je prachtige, beschouwende en intieme reactie op mijn brief. Je geeft jezelf nogal bloot in dit project, ik kan me voorstellen dat dat heel spannend is en misschien ergens ook wel een beetje bevrijdend. Want als je het allemaal laat zien, dan is er weinig over om je achter te verschuilen. Nu ik dit schrijf realiseer ik me ineens dat ik recent ergens iets vergelijkbaars heb gelezen. Het was een mantra: There is no fear when you let go of everything you know. Het grappige is, dat ik het toen las als: There is no fear when you let go of everything, weet je wel? Maar nu ik het opschrijf realiseer ik me dat je volgens deze mantra niet álles hoeft los te laten, slechts alles wat je weet.
Want inderdaad, ik had mijn moeder niet en tegelijkertijd had ik ook twee moeders. Die beide waarheden bestaan naast elkaar.
Het raam openzetten zodat het niet gaat stinken, is ook een beetje loslaten wat je weet en het dan toetsen aan een ander. Het uitspreken, of het opschrijven. Voor mij is dat ook het recept van het leven. Ik praat, ik deel, ik schrijf.
In mijn vorige brief ging het vooral over mijzelf als moeder. Jouw vraag was ook, hoe deed je dat, terwijl je zelf geen moeder had. Ik denk dat het antwoord op die vraag zoals ik het in mijn vorige brief gaf, niet het hele verhaal was. Want inderdaad, ik had mijn moeder niet en tegelijkertijd had ik ook twee moeders. Die beide waarheden bestaan naast elkaar. Als afgestaan en geadopteerd kind had ik natuurlijk de moeder in wie ik gegroeid ben, de moeder uit wie ik geboren werd. De moeder zonder wie ik niet kon, maar wel moest leven. Haar naam was Hetty Koks. En ik had de moeder die mij ophaalde uit het kindertehuis toen ik vijf maanden oud was, die mij Sanneke noemde, bij wie ik toen ik zelf al kinderen had, nog steeds af en toe op schoot klom. Haar naam was Alie Woudwijk.
Xan heeft mij gevraagd om ook de naam van mijn moeder in deze brief op te nemen. Ook ik had een moeder zonder wie ik niet kon, maar wel moest leven. Haar naam was Franca Maria Gerardina Aloserij-Colijn. De naam Colijn heeft zij slechts zeven maanden gedragen, vanaf de bruiloft die binnen drie weken werd opgetuigd na het verwoestende nieuws dat haar ziekte terminaal was, tot het moment dat zij haar laatste adem uitblies.
Ik heb zo geworsteld met het schrijven van deze brief, Alycia. Ik kreeg de losse stukken niet tot een geheel en terwijl ik nadacht over mijn moeders en jou en jouw moeder en ik als moeder en jij misschien wel, misschien niet als moeder, kon ik eigenlijk maar aan een moeder denken: Dr. Alaa al-Najjar. Over haar en haar kinderen aan het einde van deze brief meer.
Ik had twee moeders. Een die vaak mijn adoptiemoeder genoemd wordt en een die mijn biologische moeder of mijn echte moeder wordt genoemd. Voor mij kloppen al die termen niet. Ze zijn beiden mijn moeder. Al het andere doet hen geen recht.
In een ander systeem zou er ondersteuning zijn georganiseerd, waardoor mijn moeder zelf haar kind hadden kunnen houden, waardoor de hechtingsproblematiek voorkomen was geweest, waardoor er een relatie was geweest tussen mij en mijn moeder vanaf het allereerste begin
Toen ik mijn moeder leerde kennen op 19-jarige leeftijd vertelde ze dat ze 15 jaar oud was toen ze naar een feestje ging, waar ze een man van 21 ontmoette die “seks met haar had terwijl ze dat eigenlijk niet wilde”. Zelf gebruikte ze het woord “verkrachting” niet, dus ik aarzel over die term in deze context. Maar tegenwoordig noemen we “seks tegen je zin” natuurlijk wel een verkrachting. Als gevolg van die gebeurtenis werd mijn moeder zwanger van mij. Wat volgde was schande en schuldgevoel over iets dat haar was aangedaan en haar vervolgens werd verweten. En wat ook volgde was een, door haar vader en instanties, opgedrongen keuze om mij af te staan.
Met zo’n ontstaansgeschiedenis is het niet vreemd dat ik een feminist ben. Mijn moeder, werd niet alleen door een man misbruikt, maar ook door het kapitalistische systeem van adoptie: het systeem van vraag en aanbod. Er is recent veel onderzoek gedaan naar de adoptiepraktijken uit die jaren en daaruit blijkt dat zowel de moeders, als de kinderen ernstig zijn geschaad door het systeem, waarin vooral de rechten van de “wensouders” voorop stonden. De moeders waren veelal minderjarig (zonder ondersteuning vanuit ouders of instanties en zonder recht op een uitkering) en ongehuwd. Allemaal zijn ze aan de schandpaal genageld door het patriarchaat. Losbandig werden ze genoemd. En vervolgens werd hen hun kind afgenomen.
In een ander systeem zou er ondersteuning zijn georganiseerd, waardoor mijn moeder zelf haar kind hadden kunnen houden, waardoor de hechtingsproblematiek voorkomen was geweest, waardoor er een relatie was geweest tussen mij en mijn moeder, vanaf het allereerste begin, in plaats van pas vanaf mijn negentiende jaar. In een ander systeem hadden de belangen van het kind en van de moeder voorop gestaan, in plaats van de belangen van de wensouders. Daar is nu gelukkig erkenning voor, ook vanuit de Nederlandse Staat.
Mijn moeders hebben een grote invloed op mijn leven gehad. Allebei. Mede dankzij hen ben ik een mensenrechtenactivist.
We spraken vooral over onszelf, want we moesten elkaar nog leren kennen. Ik herinner me één gesprek waarin we het niet over onszelf hadden, maar over de wereld.
Mijn moeder bij wie ik opgroeide, was lid van de vrouwenbond en later werd ze gemeenteraadslid. Altijd bezig met het mooier maken van haar stad en met de meest kwetsbaar gemaakten in de samenleving. Ze zei altijd over zichzelf: “ik ben niet lief, ik heb andere kwaliteiten.” Ze was een goed mens, eerlijk en integer.
Ik heb mijn moeder die mij koesterde in haar buik niet lang gekend. Ze overleed toen zij 43 was en ik 27. Ik heb haar nooit wakker zien worden met warrig haar en ochtend adem, ik heb haar nooit boos gezien, nooit zien huilen. We hadden beiden last van ons verleden en vonden het daarom soms moeilijk om elkaar te zien, het was te pijnlijk. We worstelden allebei met onze relatie: voelde ik me haar kind, voelde zij als mijn moeder? En als we dat bespraken, was het daarna weer een hele tijd ingewikkeld en kwam er afstand. Maar als we elkaar wél zagen, was het contact goed.
We spraken vooral over onszelf, want we moesten elkaar nog leren kennen. Ik herinner me één gesprek waarin we het niet over onszelf hadden, maar over de wereld. Dit gesprek vond meer dan dertig jaar geleden plaats. Ze sprak over Palestina en hoe Palestijnen werden gediscrimineerd. Ze was gepassioneerd en legde me voor het eerst uit hoe het zat. Tot dan had ik alleen maar de Christelijke versie over Israël gehoord, hoe mooi het was dat al die mensen terugkeerden naar het beloofde land. In die versie werd niet gesproken over Palestijnen.
In dezelfde week dat mijn eerste brief aan jou online kwam, hoorde ik over een Palestijnse moeder. Haar naam is Dr. Alaa al-Najjar. Een kinderarts. Ze was aan het werk in het ziekenhuis in Khan Younis, toen een bom werd gedropt op de tent waarin haar gezin leefde. 9 van haar 10 kinderen overleefden die bom niet. Haar oudste zoon Adam en haar man, Dr. Hamdi al-Najjar overleefden de aanslag, maar waren zwaar gewond. Haar man is enkele dagen geleden overleden. Terwijl ik nadacht over deze brief, bleven mijn gedachten terugkomen bij Dr. Alaa al-Najjar en haar kinderen. Hun namen waren:
Yahya Hamdi al-Najjar (12 jaar)
Rakan Hamdi al-Najjar (10 jaar)
Eve Hamdi al-Najjar (9 jaar)
Jubran Hamdi al-Najjar (8 jaar)
Raslan Hamdi al-Najjar (7 jaar)
Rifan Hamdi al-Najjar (5 jaar)
Sadeen Hamdi al-Najjar (3 jaar)
Luqman Hamdi al-Najjar (2 jaar)
Sidar Hamdi al-Najjar (0 jaar)
Er is een GoFund Me: Inzamelingsactie van Breffni Ryan - Please Help Dr. Ali Al Najjar's family in Gaza
En er is een meer algemene inzamelingsactie voor Palestina: Plant an Olive Tree in Palestine — Plant een Olijfboom
Liefs,
Xan
Dit was de laatste brief die ik uitwisselde met Xan. Ik zet mijn zoektocht voort, en kan niet anders dan Xan vanuit het diepst van mijn hart bedanken voor de twee brieven die die schreef. Uiteindelijk delen we allemaal meer dan we van elkaar verschillen. Als je de oorlog in Gaza nog moeilijk te begrijpen vindt, of een verslag wilt lezen dat niet uit de mond van een politicus of journalist komt, wil ik je heel graag het boek ‘Ik zal niet haten’ van dr. Izzeldin Abuelaish aanraden. Hij beschrijft het leven in Palestina in de afgelopen 70 jaar, zonder zijn compassie te verliezen. Een indrukwekkend betoog om ons te richten op onze medemenselijkheid, van een man die zoveel heeft meegemaakt dat het ook begrijpelijk was geweest als hij zijn medemenselijkheid uit het oog was verloren.
Mijn god Xan en Alycia, wat hebben jullie dit toch mooi gedaan